We gaan dwars door de Alpujarras langs de GR7, een historisch gebied op de zuidflanken van de Sierra Nevada. We passen ons tempo aan om onze rust te kunnen pakken in de slaperige witte dorpjes die de regio sieren. Zo komen we van Cádiar tot Juviles. Onderweg plaatsen we onszelf voor een beslissing..
Cádiar is een fijne vertrekplaats voor een wandeling over de GR7. In hotel El Montero worden we uitgerust wakker, waarna een drankje en broodje in de nabijgelegen koffiebar de dag direct nog aangenamer maken. Bij de supermarkt slaan we wat voorraden in; iets om op terug te kunnen vallen als we verder niets kunnen vinden voor de lunch. Dan vangen we de wandeling aan door Cádiar zuidwaarts langs de rivier te verlaten.
De route loopt hier in een lus rond de uitlopers van de Sierra Nevada, die hier buiten het nationaal park – maar nog wel in de natuurlijke regio – liggen. Het pad volgt de loop van de rivier Guadalfeo door een groen dal tot het over steil terrein noordwaarts afbuigt richting Lobras. Daar komen we als de zon weer aan kracht heeft gewonnen en lopen zo flink in de warmte tot het volgende dorp.
Lobras lijkt een slaperig dorpje, zonder veel attracties voor ons. Echter, het is zaterdag en er zou een barretje open moeten gaan, al duurt dag nog even en zijn de deuren nog dicht. Ik neem daarom vast plaats op het terras, waar door de deuren van het naastgelegen museum een Spaans koortje te horen is dat oefent op een Spaanse vertaling van ‘Are you going to San Francisco’.
We vinden elkaar daar, want op de hellingen naar Lobras was een gat gevallen. Ik zit te luisteren naar de muziek als mijn maat komt aangelopen met zijn zakken en handen vol sinaasappels. “Gekregen van een dorpsbewoner!”; hij maakt graag een praatje met de Spanjaarden. Schillend en met plakkerige handen komen we de tijd wel door tot de eigenaresse van het idyllische barretje Meson la Fabriquilla de Lobras de deuren opent en ons bedient met een drankje en hapje.
We zitten uren bij het barretje, op het heetst van de dag in de schaduw van de bomen, en eerst enkel met ons tweeën. Een kort gesprekje met de eigenaresse, in toch wat moeizaam Spaans, leert aanvankelijk hoe ze de bar al jaren uitbaat, maar dan nog niet dat ze van Engelse afkomst is en dus ook gewoon vloeiend Engels spreekt. We hebben echter ook onderling nog wat uit te zoeken: hoe gaan we ons verhouden tot de fikse etappe-afstanden en het ongewoon warme weer? We besluiten in ieder geval vast vooruit te bellen voor de zekerheid van een slaapplaats in Juviles.
Dan volgt de opgave om weer terug te lopen naar de meer bewoonde wereld rond de ‘hoofdweg’ door de Alpujarras – hier de A4130, verderop de A4132 – waarlangs we op z’n minst kunnen overnachten. Naar het volgende dorpje Timar ligt een mooi vlak pad, langs een irrigatiekanaaltje, dat naar een dorpspleintje met mooi uitzicht en een fontein leidt. Het is misschien wel het meest idyllische stukje van de route, maar moeilijk in een foto te vatten (een dagwandeling van Juviles of Timar naar Lobras en terug is beslist een aanrader).
Het geeft ons wat lucht om, voor we aan het eind van de etappe zijn, verder te mijmeren over de etappe van morgen die – op papier – de grootste klim van de route beschrijft. Het plan verandert daarom alsnog: we zeggen de slaapgelegenheid in Juviles weer af om in plaats daarvan het plan op te vatten om met de bus naar Pitres te nemen en zo de zware volgende etappe over te slaan.
We moeten ongeacht nog wel vanaf Timar naar Juviles. Dat is weer meer klimmen, maar met telkens mooie uitzichten over het dal waar we die ochtend door wandelden. Daar kunnen we, met een goed plan in vooruitzicht, opgelucht op terugblikken. Zowel Lobras als Cádiar blijven door de heuvels aan het zicht onttrokken, zodat we een groene vallei achter ons laten, tot we de heuvels voor ons definitief overgaan, bij een indrukwekkende rotsformatie met steile kliffen, waarvandaan we dan Juviles kunnen zien liggen.
In Juviles wachten we de komst van de bus af om door te reizen naar Pitres. Met maar twee ritten per dag – één heen één terug – is het altijd spannend of ‘ie komt, maar hij komt :). In Pitres overnachten we in een prima kamer bij een smoezelige maar bijzondere albergue. Als we na aankomst in het dorp op zoek gaan naar een restaurantje blijkt alles zo’n beetje voor onze neus te sluiten. Alleen bij het hotel langs de hoofdweg kunnen we dan nog terecht voor een biertje en een paar bordjes tapas, die ons duur verkocht worden, maar het waard zijn. Het illustreert de moeite die we soms hebben met het vinden van wat faciliteiten, maar óók dat het altijd wel lukt om íets te vinden. Dwars door de Alpujarras langs de GR7 maken we het allemaal mee.
Blijf op de hoogte!
Ontvang een wekelijkse e-mail met de laatste blogberichten