Puno is een springplank aan het Titicacameer. Daarover later meer. Want voordat we zelf de charme van de stad in de gaten krijgen, zijn we het meer al opgevaren in wat lijkt op een soort tijdreis, of misschien speelt de ijle lucht ons nog parten. Op het meer bezoeken we de bijzondere woonplaats van de Uros-indianen.
Ik denk dat ik voor de groep kan spreken als ik zeg dat niemand bij het eerste zicht op Puno “mooi” denkt. De stad, gelegen aan een grauw deel van het Titicacameer, maakt vanaf hogerop de heuvels rondom de stad een indruk van opbouw. Geen huis lijkt af. Onafgewerkte muren rijzen op tot een hoogte die volstaat voor de huidige gezinssamenstelling. Een extra verdieping kan er altijd later nog op. En zoals in elke stad in Peru, is het druk op straat met veel verkeer. Hier geen fotostop.
We benaderen Puno vanuit de Andes, op een prachtige rit vanaf de Colca-kloof over grote hoogte. We beginnen de rit op tijd en proberen tussenstops tot een minimum te beperken om een wegafsluiting voor te zijn. Dat lukt niet, waardoor we een kleine 1,5 uur stilstaan in een file van vrachtwagens en personenvervoer. Een geforceerde, maar daarom niet minder welkome fotostop. Of gelegenheid om de benen te strekken en eens buiten de bus te kijken hoe dat hier gaat (iedereen relaxt, alleen auto’s lijken kansen te pakken om over de verkeerde baan zover mogelijk naar voren te rijden).
Ook na die stop blijft de rit nog hartstikke mooi. De kleuren van de Andes verschuiven telkens subtiel in tinten van beige, geel en groen. We zien mooie vergezichten tot aan hogere bergen, waarvoor op de vlaktes kuddes llamas, alpacas en vicuñas grazen. Her en der staan wat huizen, soms naast een kraal voor de kudde. In een paar meren staan kleine groepen flamingo’s. In een groter dorp dat we doorrijden staat bij elk huis een hokje met golfplaten dak en vrolijke blauwe deur; het zijn buitentoiletten.
Zo komen we later op de dag aan in Puno. Er rest weinig gelegenheid om de stad te bekijken. Een douche en goed bed is na deze dag welkom. De volgende ochtend zullen we weer op tijd naar een boot gebracht worden. Dan reizen we met een klein rugzakje verder, die we nog even moeten inpakken. De rest van de bagage laten we in dit hotel in de stad.
Na het ontbijt staat een tiental fietstaxi’s klaar in de autovrije zone waarin het hotel ligt. Even later worden we lachend door de straten van Puno naar de haven getrapt. Achterop zitten mannen van variërende leeftijden keihard te werken en stevig te hijgen. Dit werk is desondanks gewild. Ook daarover later meer. Voor nu zijn we blij dat het geen heel lange rit is.
Aan de oever van het Titicacameer staan we nog steeds op meer dan 3800 meter hoogte. We zien het grootste meer van Zuid-Amerika voor ons, dat tevens het hoogstgelegen bevaarbare meer ter wereld is. In deze haven liggen rijen bootjes voor personenvervoer te wachten, waarvan wij er één vullen, waarna we in een kleine optocht uitvaren. Aan boord komt een lokale gids mee, die direct van wal steekt met allerlei informatie over het meer.
Door een soort lagune aan deze ondiepere kant van het meer navigeren we allereerst naar de woonplaats van de Uros-indianen. Ze wonen op eilanden gemaakt van riet, dat hier op de oevers van het meer groeit. Als het waterpeil stijgt, drijven de eilanden. Terwijl het riet in het water verrot, wordt er bovenop nieuw riet toegevoegd. We bezoeken zo’n deinend eiland, waar een familie woont die leeft van de toeristen. Na een warm welkom en uitleg over de leefwijze, mogen we hun handwerk bekijken en – als we willen – kopen. Tegen een kleine betaling zijn er ook overtochtjes op authentieke bootjes – of modernere varianten daarvan – mogelijk.
De eilanden boden ooit een toevluchtsoord om te ontsnappen aan de oprukkende Inca’s. Nu is de aantrekkingskracht van Puno en het vasteland weer groter. De gids zal later vertellen dat het vasteland meer werk biedt (bijvoorbeeld op zo’n fietstaxi), en betere voorzieningen. Eenmaal aan land kan er makkelijker onderwijs geboden worden, waardoor mensen kunnen doorstromen naar beter betaald werk. Het voelt als een laatste kans om de oude levenswijze nog te zien; er wonen steeds minder mensen op de eilanden.
Het is begrijpelijk als je hoort en ziet wat een werk het moet zijn om je huis hier boven water te houden. Ook zijn voorzieningen beperkt. Een local vertelt: “als je iemand gehaast een oversteek ziet roeien, is ‘ie op weg naar het toilet”. Niet elk huis is voorzien van sanitair en er is logischerwijs geen riolering. Naast de toiletten op een eiland met een geïmproviseerd café, zie ik vuilniszakken liggen voor transport, waarvan de geur de inhoud verklapt.
We varen de vervuilde lagune uit om over veel blauwer open water verder op het uitgestrekte meer te komen. De komende dagen zullen we enkele échte eilanden bezoeken en bij locals overnachten op Amantaní.
Blijf op de hoogte!
Ontvang een wekelijkse e-mail met de laatste blogberichten