Na de roadtrip door Zuid-IJsland, rijden we vanaf het oosten van IJsland, bij Egilsstaðir, richting het westen via de noordelijke ringweg 1. Ruige, afwisselende en dunbevolkte landschappen strekken zich voor ons uit, dus we trappen het gaspedaal weer in voor de roadtrip door Noord-IJsland, waar meer te doen is dan we denken!
Egilsstaðir is de grootste stad van Noordoost-IJsland, maar heeft voor ons weinig meer te bieden dan een gezellig cafeetje en een supermarkt. Het zoveelste verhaal over een monster in de wateren van een meer laat ons onverschillig. Interessanter zijn de kuddes rendieren die in de buurt van de stad in de laaglanden kunnen worden gezien. Ook de ligging op weg naar, of van, de Oostfjorden, maakt de stad een aantrekkelijke tussenstop.
Vanaf Egilsstaðir tot Krafla, net voor Myvatn, strekt de weg zich vervolgens uit door een woestijn. Natuurlijk is dit geen zandwoestijn, maar er is beslist weinig leven te bespeuren. Glooiende heuvels van grind en vlaktes met spaarzaam mos en kleine beekjes strekken zich voor ons uit, opgeschrikt door die ene grote rivier, de rivier in de kloof: Jökulsá á Fjöllum, die het smeltwater van Vatnajökul naar het noorden afvoert, over onder andere de watervallen Detifoss en Selfoss. Een uniek stuk van de ringweg dat misschien een idee geeft van de, voor ons ontoegankelijke, wegen in het binnenland.
Krafla, een geothermisch gebied dat het einde van de woestenij signaleert, kenmerkt zich door de okerkleurige heuvels waaruit onophoudelijk stoom oprijst. Vanuit het oosten kun je rechtsaf het gebied in, dat met gestolde lavavelden en resten van sneeuw, gehuld in flarden mist en stoom, iets mystieks heeft. Links van de weg liggen, heel toegankelijk, enkele modderpoelen en stoomspuiten, die ook al helemaal de moeite waard zijn.
Via de pas bij Krafla rijden we naar Myvatn, maar niet zonder eerst te stoppen bij Jardbodin Nature Baths, een geothermisch bad met alles erop en eraan. Zo je wilt het kleine broertje van het (in)fameuze Blue Lagoon. Ook hier delen we het bad natuurlijk met veel toeristen, maar er is plek en warmte genoeg. Genieten dus.
Myvatn, letterlijk: muggenmeer, is berucht en beroemd om haar inwoners. Wij hebben het geluk dat we geen mug zien, wellicht door de kou en regen. Verder zijn er, als we het informatiecentrum moeten geloven, unieke eenden en algen in het mineraalrijke water. We wandelen in een gebied langs de oosterlijke oever naar de Hverfell krater en warmwatergrotten Stórogjá en Grjótagjá.
We wijken van de ringweg af om langs Húsavík te gaan. De stad staat bekend als de beste plaats voor het bekijken van walvissen in IJsland en dat is dan ook wat we doen. In warme overalls varen we op een oude vissersboot de baai uit. Al snel openen we de jacht op een bultrugwalvis die ons meermaals laat genieten van een mooie duik. Net buiten de stad vinden we een stomend natuurlijk warm meertje om naast te wildkamperen.
De grootste stad van het noorden van IJsland, Akureyri, biedt een welkome gelegenheid om boodschappen in te slaan en weer eens te douchen op een camping. Het fjord, laten we ons door medereizigers vertellen, is het zomerverblijf van 10-20 bultrugwalvissen. Met een oog op de bucketlist wagen we het hier nog een keer: vanuit Dalvik gaan we weer het water op met een whale watching tour. Onze droom komt uit. We zien een springende walvis bij Dalvik.
We verlaten de ringweg nog eens bij Varmahlíð. Op de nabijgelegen Austari-Jökulsa (Oosterlijke gletsjerrivier) kan je prima raften. We varen met Bakkaflöt de woeste stroomversnellingen af en maken de mooiste cliff jump in tijden. Een leuke tocht van zo’n 3 uur op het water. Daarna kunnen we lekker opwarmen in de hottubs van Bakkaflöt.
De roadtrip door Noord-IJsland eindigt bij Hrútafjörður bij Reykir, waar we afslaan voor een roadtrip door de Westfjorden.
Blijf op de hoogte!
Ontvang een wekelijkse e-mail met de laatste blogberichten