We wandelen langs de GR738 in 9 etappes en maken zo onze eigen “Haute Traversée de Belledonne“. Je leest hier de dagverslagen van de route met details (je bent gewaarschuwd). Het is de eerste dagen heuvel op en heuvel af over beboste hellingen. Dan over bergpassen tussen de 2000 en 2500 meter als we het hoge deel van de route bereiken. Ook daar blijft het klimmen en dalen, al zijn de benen dat dan wel gewend. De etappes worden wat korter en de verzorging in hutten wordt steeds beter. Omdat we niet alle hutten kort vooraf kunnen boeken, maken we een afzwaaier op de 9e dag, om weer met de trein en bus terug te komen bij het beginpunt.
We laten de auto achter in Vizille. Vandaar reizen we per bus naar het treinstation in Gières. Met een overstap in Montmélian komen we in Aiguebelle. Ons startpunt van GR738.
Dag 1
Aiguebelle naar Ancienne Batterie de Roche Brune
Deze dag lopen we in de zomerhitte steil omhoog. Gelukkig loopt het pad deels door het bos en langs een bijna onmisbare fontein met helderkoud bergwater. Het is desondanks een pittige start van de tocht. We stoppen bij de zogenaamde Ancienne Batterie de Roche Brune, een voormalige artilleriepost, die nu beschikbaar is als slaapplaats voor wandelaars. We treffen er één andere wandelaar. Die zich net als wij concentreert op een maaltijd. Er is kort overleg over de slaapplaatsen; ieder op één van de vijf oude matrassen die op verenspiraalbedden liggen. Voor het donker liggen we al in onze slaapzakken. Op een kort en acceptabel bezoek na van wat hangjongeren – die deze plek laat op de avond met een auto weten te bereiken – slapen we er heerlijk.
De ochtend van dag twee zijn we weer fris en enthousiast om de gewonnen hoogtemeters van gisteren te verzilveren tot een echte bergtocht. We blijven nog even onwetend dat de komende dagen toch vooral boswandelen blijft. Die ochtend leveren we aanvankelijk qua hoogte weer in; eerst vlot en dan gestaag verder. We passeren enkele gehuchten voor we het bos weer indraaien tegen een nieuwe helling op. Die leidt langs de zeer eenvoudige Baraque de Michel, een hutje dat zich qua comfort beperkt tot vier houten wanden en een dak. Kort daarna begint het steeds harder te regenen.
De bomen houden het ergste weer af. Op de bergpas Col du Champet overwegen we onze opties. De route van de GR738 over de bergkam laten we rechts liggen. In plaats daarvan dalen we weer een stuk af, om uit te wijken naar Refuge La Jasse. Dit is de eerste goede berghut die we zien. Het biedt ons een droge plaats. Op de kachel maken we een lunch en erboven drogen we de kleding.
Ondertussen klaart het buiten weer zo op dat we later die middag nog doorlopen over een aangenaam pad door bergweiden en een kort klimmetje bij Chalet d’Arbarétan te komen. De ruime hut is verlaten, terwijl er op de bovenverdieping matrassen genoeg liggen voor minstens 10 man. We claimen er uiteindelijk elk twee op elkaar nadat we ons hebben gewassen met bergwater uit een slang en een droogmaaltijd hebben gekookt op de houtkachel.
Netto zijn we sinds Aiguebelle, dat op zo’n drie- à vierhonderd meter hoogte ligt, wel wat opgeschoten. De chalet d’Arbarétan waarin we op dag drie wakker worden ligt op zo’n 1800 meter. Het pad leidt die ochtend naar Col de la Perche op 1986 meter, waarbij we de boomgrens achter ons laten en het voor het eerst echt op een Alpen wandeling begint te lijken. Daar keken we naar uit en in ons enthousiasme zijn we al snel weer op pad, met klimmen (en onvermijdelijk wat dalen) na slechts een paar mueslirepen en onderweg een handjevol bosbessen.
We dalen af naar de bergbeek Gargoton op 1640 meter om daarna weer op te klimmen naar Col de la Perriere op 1979 meter. De daarachter gelegen Refuge de la Perriere passeren we. Onze hoop is gevestigd op een pad op hoogte naar Refuge de Férices voor een verlate lunch en misschien zelfs een slaapplaats. Dat pad blijkt niet bepaald vlak – wel op hoogte – en het is vooral nog een eind. Pas halverwege de middag komen we over hoogtes van meer dan 2200 meter bij het berghutje refuge des Férices. Dat blijkt een laag stenen bouwsel met een oud golfplaten dak te zijn. Binnen zijn stapelbedden. We overwegen onze opties terwijl we een paar mueslirepen soldaat maken.
Wetende dat er slecht weer verwacht wordt die nacht, besluiten we de slaapplaats pal onder de golfplaten achter ons te laten voor een kans op iets beters aan de overzijde van het dal. Daarvoor moeten we dan nog wel even naar 1400 meter afdalen, voor een brug over bergbeek Le Bens. Daarna klimmen we terug naar zo’n 1800 meter om bij Refuge Claran te komen. We zijn dan alles bij elkaar zo’n 8 uur onderweg geweest.
Een deel van de groep doorgewinterde wandelaars die net voor ons vertrokken bij refuge des Férices halen we weer in. Zij hebben gereserveerd bij de volgende hut op de route, die bewaakt is en half pension biedt. ‘Onze’ hut is verlaten, maar ook deels afgesloten voor herders, die aan het eind van de middag met grote honden een kudde schapen terugleiden naar een veilige plek voor de nacht.
Wij hebben dan al gewassen en gegeten en liggen in onze slaapzakken door het raam naar het inmiddels regenachtige tafereel te kijken. Op de voorgrond zoeken in hoge distels wat vinken nog een maaltje bij elkaar. Erachter komen de schapen in een stoet voorbij. We kunnen ze tellen tot we afdrijven in een aangename nachtrust. Die nacht worden we enkel gewekt door de onweersstorm die overraast, waarnaar we zorgeloos kunnen luisteren in onze warme bedden onder een goed dak.
Het is slechts een uurtje lopen naar Refuge de la Pierre Carré, waar na de onstuimige nacht alweer een vrolijk zonnetje aan een blauwe hemel staat halverwege de ochtend. Het is nog wat vroeg voor de restauratie, die officieel pas opent om 12 uur. Maar de rust lijkt al wedergekeerd na een volgeboekte nacht met 14 personen en de tweekoppige staf wil ons wel bedienen van elk een bord pasta met pesto en parmezaanse kaas, die even de gaten vullen die we de dag ervoor sloegen op de schijnbaar eindeloze tocht.
Voor ons ligt wéér een boswandeling, waarbij we terugzakken naar 1250 meter, dan klimmen naar 1700 meter en weer wat dalen naar 1570 meter. We komen dan aan in opnieuw een schattig stenen herdershut, waar we koken op de houtkachel en onze slaapzakken uitgerold hebben net voor nog twee andere wandelaars zich melden. Met z’n allen zitten we nog een tijdje in de zon voor de hut tot het kouder wordt en we de slaapzakken inkruipen met een boek. De opnieuw regenachtige nacht passeert zo heerlijk rustig.
Dag 5
via Gleyzin en Lac du Leat naar Hotel le Madame
De andere wandelaars zijn stilletjes en vroeg vertrokken, zodat we het rijk voor ons alleen hebben tot de tijd dat een tiental koeien de Alpenweide vindt. We frissen ons op, bakken chapatis op een vuur in de kachel en pakken in. Het huisje is dan klaar voor ons vertrek en de volgende bezoekers.
De koebellen klinken nog een tijdje achter ons door het bos als we verder afdalen naar Gleyzin. We wijken hier af van de GR738 om een klim en daling te mijden die de dag lang zou maken. Ook via de B-route komen we bij Lac du Leat, dat een populaire lunchplek blijkt. We gooien er een blok hout af dat we op verzoek bij de vorige hut langs deze route meenamen. Het blijkt een opgave om alle hutten van voorraden te voorzien. In veel gevallen gebeurt dat per helikopter, wat natuurlijk kostbaar is.
Na de korte stop vervolgen we onze weg om uiteindelijk helemaal in het dal uit te komen. Onderweg zien we weer puttertjes. In het dal ligt een aantal dorpen dat wat faciliteiten biedt. Het wordt een plek waar we resetten. In een klein hotelletje pakken we niet alleen een hoognodige douche, maar dineren we als koning en koningin en – het meest belangrijk – regelen we het vervolg van de tocht, die vanaf hier een echte berg én huttentocht belooft te worden.
De volgende hutten zijn allemaal bewaakt, wat betekent dat de beperkte plaatsen geboekt moet worden. Bovendien is, door de ligging in het Belledonne massief, dit een populair deel van het wandgebied. Het is een behoorlijk geregel om zo kort dag plekjes te bemachtigen in een haalbare aaneensluiting langs de (of een) route. We mailen, bellen, heroverwegen, wachten en herhalen dat riedeltje tot er een plan ligt en we meer dan toe zijn aan het zachte bed.
Zelfs op de ochtend van de zesde dag van de wandeling hebben we nog geen compleet plan voor het vervolg. Eén hut kunnen we deze ochtend pas terugbellen, waardoor we het geregel combineren met een uitgebreid ontbijt in het hotel. We blijven maar eten, en bellen tussendoor de boeking voor dag 8 rond. Voor dag 9 en 10 moeten we een ander plan bedenken, want voor die dagen zit alles op de route vol.
Ook het cashgeld moet nog worden aangevuld, want alle betalingen voor de hutten moeten ter plekke contant en blijkt net niet uit te komen met de inhoud van onze portemonnee. We informeren in het hotel naar een mogelijkheid om te pinnen en worden verwezen naar een stadje 12 kilometer verderop. Na wat aandringen kunnen we in het hotel nog wat bijpinnen. Uiteindelijk komt alles met wat aanpassingen toch tot een groen licht om te vertrekken. Wat we aan het eind van de ochtend met volle magen, een schoongewassen lijf en hernieuwde energie doen.
De route is die dag een eenvoudige: omhoog naar de bergpas die we vanuit het hotel al konden zien. Het is zover ook een stralende dag, waardoor we de frisgepoetste huidjes al snel weer moeten voorzien van een eerste laagje zonnebrandcrème. Een tussenstop bij het enige winkeltje voor wandelaars in deze omgeving, bij Gîte Martinette, voorziet ons van wat noodrantsoen waarna we het bos ingaan voor het overgrote deel van de klim, die ook een groot deel van de middag in beslag neemt.
Als we de boomgrens ontstijgen rest ons nog een aardig deel van de helling, waarboven inmiddels zich wolken samenpakken. Er volgen wat druppels van een onschuldig buitje, dan wat dikkere van een wat duidelijker hint op slecht weer. Net voor de pas hebben we alle regenkleding aan en dreigen we toch behoorlijk nat te gaan worden. Dat was een beetje te verwachten, afgaande op de voorspellingen voor het eind van de dag. Maar eerder gaan lopen zat er voor vandaag dus niet in.
Onweer blijft ons bespaard en eenmaal over de pas klaart het zelfs nog een beetje op. Weliswaar nattig, maar niet verregend komen we aan bij de hut tussen kunstmatige meren op het plateau van Sept Laux. Daar blijken we niet de enigen in een entree vol drogende kledij, natte tassen en vooral mensen. Het is een drukke boel en een hoop geschuifel om alles en iedereen op een plekje te krijgen.
De gardien leidt het binnen de kaders van wat huisregels in goede banen en we krijgen een bed aangewezen in de slaapzaal waar we onze slaapzakken kunnen uitrollen voor een klein middagdutje. In de woonkamer is het inmiddels gezellig en warm geworden. Er wordt gegeten en gedronken en spelletjes gespeeld en gekletst. Een uur later wordt het driegangenmenu opgediend. Het is even schakelen, om na alle eenvoud van de laatste vijf dagen opeens in deze pas mee te moeten stappen, maar met een gevulde maag en een warm bed loopt dat wel los.
Énergie de France bepaalt aanvankelijk vandaag feitelijk de route tussen afgedamde meren door, waaromheen de toegang beperkt is. De dammen in serie klimmen we telkens over en eenmaal wat verder langs zo’n meer levert het nog wel aardige uitzichten op. De mist trekt in vlagen voorbij waarachter zich een nieuwe klim aandient naar de Col de la Vache, het hoogste punt van de wandeling.
We bereiken de Col de La Vache op ons gemak in het kielzog van medewandelaars die hetzelfde traject na een gezamenlijk ontbijt op ongeveer dezelfde tijd lopen. De tassen gooien we even af om een klimmetje te maken naar een topje ten noorden van de pas, in de hoop op een uitzicht. Daar zien we wolken, met ertussen een glimp van het Belledonne massief. Ook hangen er twee geiten rond, die elkaar waarschuwen met een soort gefluit en zich dan uit de voeten maken.
Ook wij vervolgen de route, die dan een afdaling is naar een plateau boven Rivier d’Allemont. Onderweg zien we een grote steenbok met flinke horens, die rustig staat te grazen. Het inspireert ons tot een lunch van een pique-nique van Refuge des Sept Laux met brood met ham en schapenkaas en tot onze verrassing: een pakje appelmoes.
Het vlak wordt een helling en opnieuw bestijgen we een pas, nu col de l’Aigleton, voor we evenzogoed weer aan de andere zijde afdalen over een rotsige helling richting de hut voor die dag: Habert d’Aiguebelle. Ook deze hut hebben we geboekt en we krijgen een van de vele plekken in stapelbedden die zijn verdeeld over meerdere kamers, gescheiden door dunne wanden.
Elk van deze etappes door de bergen – die we een soort volgens het boekje doen – is wat korter dan de dagen duurden tijdens de inleiding van dagen eerder. Daardoor hebben we wat tijd te doden rond de hutten. Dat doen we met een dutje en een e-book, al zou het ook goed kunnen met wat de bar schenkt, tapt en verder serveert aan versnaperingen. Ongeacht wordt tegen 7 het diner geserveerd, wat in Franse stijl gaat met drie gangen: van een soep naar een goedgevuld bord en een dessert, met nog een stuk kaas tussendoor.
Verloren grammen worden weer ruimschoots ingehaald als ook deze dag – na weliswaar een eenvoudig ontbijt van wat sneetjes brood met jam en een kop thee – de tas gevuld mag worden met wéér een pique-nique elk: een lunchpakket van dit keer een belegde dubbele boterham, een bak couscous, een pakje appelmoes, een ei en een twix, per persoon. Wéér lukt het niet alles op te krijgen voor we bij de volgende hut komen, al zit daar nog een aardige wandeling tussenin.
Aan de zuidoostkant van het massief van de Belledonne schijnt een vrolijk zonnetje tegen en tussen de mistflarden rond de toppen en in de cols. We volgen een tijdje de hellingen hoog boven Le Rivier d’Allemont aan deze zijde, goed voor een mooi uitzicht tot diep in het dal. Richting Breche de Roche Fendue en de daar achtergelegen Col de la Mine de Fer buigen we langzaam af in een klim naar de kam. Tussen mistige pieken van 2500 à 2600 meter valt elk uitzicht weg. De wereld wordt een stenige cirkel van zo’n 50 meter in de diameter waarin we over grote keien en los grind van markering naar markering lopen, nog steeds in een klim tot de col en in een afdaling aan de andere zijde. Op steeds meer plekken liggen nog plakkaten sneeuw.
Zelfs de Refuge Jean Collet zien we pas op een meter of 100 als een hoekige schaduw in de mist opdoemen. Een groep hongerige wandelaars heeft de pique-nique banken geclaimd om wraps op te vullen uit ziplock zakjes met allerlei soorten beleg. We laten op een hoekje de tassen van onze schouders glijden en nemen een kijkje in de hut, waar het dan binnen nog rustig is. Ons wordt een tent gewezen op een plateau vlakbij, althans, zo moeten we geloven; het plateau is in mist gehuld. De hut is verder volgeboekt, maar we kunnen er de middag zitten en avondeten.
Het duurt geen uur voor een groep trailrunners de berg op komt stormen en de hut zich vult met afgepeigerde hongerige sporters. Eind augustus is de Belledonne het toneel van l’échappée de Belledonne, een ultrarun over 149 kilometer en 11000 hoogtemeters. Er moet natuurlijk getraind worden voor de hardloopwedstrijd, die net zoveel gaat over snel moeilijke meters maken als voeding en rust. Het laatste wordt al ’s middags aan de lange tafels in de hut geoefend boven een bord sla en hartige taart, terwijl horloges en telefoons geladen en geraadpleegd worden om statistieken van de geleverde prestaties na te gaan.
De goede verzorging in de hutten is natuurlijk een groot voordeel van een hike op deze manier, maar het feit dat we ervoor boeken betekent ook dat we niet op de bonnefooi verder kunnen. Wat dat betreft doen we twee wandeling met elk een apart karakter. De eerste vijf dagen in het bos, van onbewaakte hut naar onbewaakte hut krijgen zo met terugwerkende kracht nog wat extra charme. Ook van de bewaakte hutten – en misschien het meest het eten – weten we wel te genieten.
De woorden van een Parijzenaar bij het avondeten gisteren, zijn een beetje blijven hangen. Terwijl wij prima tevreden zijn met het overdag overwegend droge weer, had hij liever heldere hemels gezien. De uitzichten waren dan vast beter geweest. Ook vandaag wordt weer mist en wat regen verwacht. Veel van de GR738 kunnen we ook niet meer meepakken, omdat we door de drukte en het late boeken een alternatieve slaapplaats van de route af moeten bereiken. Daardoor blijven er weinig reden over om de wandeling nog wat te rekken.
We nemen een lager pad richting het dal, wat aanvankelijk nog gemarkeerd is tot enkele parkeerplaatsen halverwege de hellingen. Onderweg krijgen we nog mooi uitzicht op de vele watervallen, die gevoed door regen van de nacht over de steile hellingen het dal in glijden. Merkbaar neemt de kwaliteit van de paden af tot we natte voeten halen op een overgroeid pad dat net voor de parkeerplaats helemaal versperd is door de opbrengst van een houtkap. We moeten om de stammen heen om ons vervolg te vinden.
Op een route uitgestippeld met de IGN app lopen we verder, tot we ergens moeten afslaan op iets wat nog maar nauwelijks op een pad lijkt. Meer navigerend op de hoogtelijnen dan het onmogelijk te volgen pad, werken we ons moeizaam een weg naar beneden door een bos. Het laat duidelijk de beperkingen van de app zien. Misschien was dit vroeger een onderhoudsweg voor de boomkap, maar daar is nu nog weinig van over. Gelukkig lukt het later wel weer om op een weggetje te komen.
Dat weggetje ligt onder een opnieuw bosrijke col, maar leidt ook in een zo goed als rechte weg naar een lager gelegen plaatsje. De col moeten we over voor onze geboekte slaapplaats, maar het makkelijke pad lonkt. Het brengt ons bij een kruispunt met een busstop. De slaapplaats bellen we af. De busstop blijkt alleen bediend te worden op reservering, legt een bewoner uit, maar hij biedt aan ons even naar het station te rijden, waardoor we 10 minuten later beneden in het dal staan. Een treinkaartje is snel gekocht, een trein volgt ook vlot en sluit precies aan op de bus. Nog voor de lunch staan we zo weer bij de camper in Vizille. Het is een vlot eind aan een ruime week fantastisch wandelen.
Blijf op de hoogte!
Ontvang een wekelijkse e-mail met de laatste blogberichten
Reacties
Mooi verhaal met mooie foto’s 👍 echte 🐑🐑🐑🐑🐑🐑🐑🐑🐑 tellen 😃
Thanks, ja mooi! Heb jij ’t ook goed gehad?