
Met een stevig ontbijt achter de kiezen herstarten we het weekend wandelen in de Vogezen vanaf het parkeerterrein bij de Decathlon in Saint-Dié-de-Vosges. Met rugtassen vol kampeermiddelen en eten trekken we opnieuw de heuvels in waarbij het stadje gelegen is. We maken ons op voor een flink warme dag, die voorspeld wordt te eindigen in een flinkje regenbui.
We kiezen een lagere route rond la chaise du roi om niet nog eens hetzelfde terrein te betreden als waar we gisteren naar een slaapplaats wandelden en deze ochtend terugkeerden. Toch klimmen we net zo goed weer naar 600 meter en kunnen we nu echt gaan wennen aan het gewicht van de tassen. De dag is door de omwegen dan alweer snel half om.
Tijd voor een lunch. Een gelegenheid om meer te zien van wat er allemaal in de tas van Jerry verstopt zit. Er lijkt een rijkelijke voorraad proviand in verscholen te gaan. Er verschijnen iconische ‘hartkeks‘ en er komen een halve kilo kaas en jammetjes tevoorschijn; na slapen als koningen lunchen we ook zo! Het geeft goede energie voor de middag en maakt de tassen weer wat lichter.
Een rare hitte hangt boven de paden tussen de hoge dennenbomen. Het wordt gekenmerkt door zo’n hoge luchtvochtigheid dat de steentjes op het pad, zelfs als ze in de zon liggen, vochtig blijven. Het is alsof alles zweet, wij inclusief; de druppels lopen van mijn voorhoofd over mijn oogleden mijn ogen in. Het lijkt het wel een tropisch regenwoud en de weersverwachting schetst ook zo’n beeld voor de avond.
We maken tijdig kamp op een mooi plekje in een groot bos van aanplant, langs Ruisseau Les Feignes. Het kleine beekje, geflankeerd door zacht mos, biedt veel van wat we nu wensen: verkoeling, een kans om ons te wassen en – met een mooie lifestraw knijpzak van Jerry – genoeg schoon drinkwater. Anti-muggenspray houdt het bosleven van ons lijven zodat we op ons gemak kunnen zitten. Pas bij wat eerste druppels rond 5 uur zetten we de tent op en ook na daarna blijft het nog lang genoeg droog om op ons gemak te kunnen rommelen en eten.
De bivakzak zet ik, opengeritst, op als lage tarp. Omdat er tijd is, sluit ik de randen af met mos. Het wordt een behoorlijk basic, bijna militair aandoende schuilplaats. Onderwijl betrekt de lucht boven het steeds donkere bos. Tegen 8 uur wassen we ons in de beek, als boven ons de eerste flitsen zich aftekenen en het begint te donderen. Dan barst de bui los. We duiken onder zeil, maar terwijl de tent dit weer zonder moeite trotseert, worstel ik binnen een minuut met lekkages.
Het water loopt letterlijk mijn bilspleet in, door een rits van de bivakzak, waaraan je in ‘poncho-modus’ de capuchon kan bevestigen. Die blijkt niet bestand tegen deze hemelbreuk. Met mijn handen op mijn rug probeer ik de rits wat omhoog te drukken, zodat het meeste water afvloeit. Mijn regenjas leg ik onder de tarp op de lekkende plek. Jerry biedt moreel support en een vuilniszak, maar het kan het tij niet keren. Binnen 5 minuten moet ik mijn verlies nemen.
Een snelle verhuizing en een langzamere herstel-/droog-/schoonmaakpoging volgt in de voortent. Een kleine verzameling mieren is al verontwaardigd meegelift op het matje, dat direct de binnentent in is geschoven. Hun welkom is een beet in mijn arm die ik maar even stilhoud. Gelukkig mag ik de nacht in de warme en vooral droge tent doorbrengen. Die wordt nog opgeluisterd door meer onweer en regenbuien, maar het kan een goede nachtrust niet verhinderen. De volgende ochtend is het niet droog, maar zijn we wel bestand tegen een flinke wandeling in een hele dag regen.
Blijf op de hoogte!
Ontvang een wekelijkse e-mail met de laatste blogberichten