Met het komen van voorjaar lieten we de Spaanse Sierras achter ons. We verruilden de vroeg gekomen Spaanse hitte voor de aankomende lente in Nederland. Maar niet zonder een tussenstop in Frankrijk, bij onze basis in verbouw voor doorritten zoals dat. Tegen het einde van dit jaar proberen we ook nog eens een reis naar een voor ons nog onbekend oord.
We kwamen voor een groot deel van de zomer in Frankrijk. Zelfs met regelmaat tot ver in het najaar. Eigenlijk zijn we pas net terug. De ambities daar slokten de verdere reislust een beetje op. De ritten heen en weer werden het eindeloos reizen. Maar het lukte ook nog om er een korte vakantie bij te maken. In de zomerste twee weken peddelden we met onze kano weer een stuk van de Loire af.
Als het even kon – wanneer de camper niet als verhuis of klusbus was gevuld – genoten we van een tussenstop op een camperplekje halverwege de rit. ‘s Avonds nog aansluiten in een net rijtje mooie witte campers op zo’n parkeerplekje in een Frans dorpje waar dat gewoon kan. Om dan ‘s ochtends weer vroeg genoeg gewekt te worden door de kerkklokken en door te reizen. We haalden er tussen de bedrijven door eventjes ons hart op.
De ervaring leerde al dat een stip aan de horizon ons daar – en vooral erachter – brengt. Dus boekten we halverwege het jaar een vlucht en een appartement via AirBnB voor de najaarsperiode. Het spande er nog even om of we er daadwerkelijk gingen komen; we veranderde de bestemming én reisperiode. En toch moesten we ons nog in wat bochten wringen om op een holletje bij die stip uit te komen.
Vroeg in de ochtend stond er een taxi voor onze deur, om ons met onze bagage bij het station te brengen. Er reden nog geen trams of bussen op dit tijdstip en de duikspullen waren net te veel voor op de fiets. Taxichauffeurs horen bovendien voor ons een beetje bij reizen, al is dat in de regel vaker bij de aankomst op een nieuwe bestemming. Het is daar dan vaak de eerste gelegenheid om een gesprekje aan te knopen met een local, om wat te leren van de omgeving.
Gelauwerd schrijver van reisverhalen Paul Theroux betoogt in The Old Patagonian Express (1979) dat meer reisverhalen zo zouden moeten beginnen; niet met een nietszeggend cliché na een schijnbare teleportatie als: ‘zo vinden we onszelf nu in Egypte, waar de zon onverminderd schijnt en we – naast werk dat we meenemen – een nieuw land kunnen ontdekken, boven én onder water’. Al had ik dat natuurlijk al wel geschreven.
“Heb je wel eens overwogen om een hond te nemen?”, vraag ik de taxichauffeur. Zo’n openingsvraag waag ik alleen in m’n eigen taal. Een gesloten vraag, waarop we zonder veel twijfel een helder nee op terugkrijgen, maar toch ook een toelichting waarmee we tot het station komen. Hij heeft drie kinderen. Het oudste meisje dat haar 13 jaar jongere broertje – die precies weet wat hij wil – dikwijls zat is. “Nog een hondje daarbij?”, daar moet de taxichauffeur niet aan denken. “Waar zou hij de tijd vandaan moeten halen? Al kan je honden wel gewoon leren om te zitten en blijven ze dan ook zitten”. We schudden elkaar de hand voor onze wegen alweer scheiden.
Zonder enig oponthoud bereiken we de gate voor onze vlucht. De NS en ook Schiphol laten zich van hun beste kant zien. Toch krijgt laatstgenoemde vlak voor vertrek nog een sneer van de piloot, als we al goed en wel in de vliegtuigstoelen zitten. Geen vijf minuten later zijn de koffers alweer gevonden, vooral tot geruststelling van veel medepassagiers; er gaat nog net geen hoorbare zucht van opluchting door de cabine. Nog wat later kunnen we over de Hollandse horizon kijken terwijl om ons heen de kaarten getrokken worden voor snacks en drankjes om de komende vijf uur mee door te komen.
In een grote bocht zien we de Noordzeekust van de monding van het Noordzeekanaal tot Texel. Vervolgens het IJsselmeer tot de Markerwadden en Flevoland. En dan zijn we Nederland nog niet eens uit. We schieten langs een tegenliggend vliegtuig en laten bergen met sneeuw achter ons om die te verruilen voor een slingerende kustlijn onder een mooi Zuid-Europees najaarszonnetje. Ik zit net te mijmeren over welk land dit zou zijn als de piloot in een inmiddels zonnigere stemming over de speaker komt. Verstaanbaar zijn Griekenland en meewind, dan Kreta en een rechte lijn naar Hurgada.
Heel veel zand, zien we in Egypte vanuit de lucht. De uitgestrekte Sahara wordt enkel opgebroken door kleine lijntjes die sporadisch autoverkeer verraden naar minimale bebouwing op afgelegen plekken. Te meer indrukwekkend is de brede groene strook die de woestijn onderbreekt op de oevers van de Nijl. We zien de rivier noordwaarts gaan, maar Caïro kunnen we niet ontwaren in het zanderige stof dat de horizon vertroebelt. Als snel daarna zetten we alweer de daling in boven de kustlijn van de Rode Zee.
Zoals we bij vertrek de verkeerde kant opstegen, moeten we voor aankomst andersom aanvliegen. Daardoor komen we alvast over het zuidelijker gelegen plaatsje Port Safaga, waarvan we hier onze verblijfplaats zullen maken. We landen en regelen een stempel in ons paspoort, een flinke stapel Egyptische ponden op zak en een Egyptische simkaart in de telefoon. Zo’n anderhalf uur nadat de wielen van het vliegtuig het asfalt raakten komen we het vliegveld pas af.
Daar schudden we opnieuw de hand van een taxichauffeur, die bijna door z’n geduld heen was. Mahmoud heeft 4 kinderen (Omar, Kharim, Yassin en Anas). “Géén hond; m’n vrouw wil geen dieren in haar een schone huis”. Hij brengt ons bij ons appartement langs de doorgaande weg van Port Safaga en legt gaandeweg alvast een beetje uit hoe het hier werkt.
“Langs de kust liggen de all-in resorts. Daarachter, buiten de muren, appartementen te huur”. Dat is dan feitelijk op de tweede rang, waarvoor wij ook hebben gekozen. “Daarachter de huizen van bewoners van de dorpen”, vooral in kustplaatsen, want daar weer achter is vooral zand, tot je bij de bedoeïenen komt.
Hier is weer veel te ontdekken!
Blijf op de hoogte!
Ontvang een wekelijkse e-mail met de laatste blogberichten